BILJART

 

KNBB, DISTRICT VENLO

VENLOSE BILJART BOND

Spelsoorten

Vrijspel of Libre
Het Carambole-biljart zou voor het eerst gespeeld zijn rond 1850. Bij het “libre” is het voldoende om met de speelbal de beide andere ballen te raken. Dat was toen, met het bestaande materiaal, al moeilijk genoeg. Eerst speelde men om het punt te maken, later probeerde men zo te spelen dat men het punt maakte en dat de ballen zo kwamen te liggen dat het volgende punt ook gemakkelijk te maken was. Goed geoefende spelers maakten zo soms series van 10 punten. In 1855 zou de eerste geregistreerde match gespeeld zijn tussen de Amerikaan Phelan en de Fransman Demon. Er werd gespeeld op een tafel van 360 cm op 180 cm voor 3 sets van 100 punten. Phelan werd de winnaar en had een hoogste serie van 9 punten. Zo lukte het sommige spelers ook om de beide ballen tezamen in één hoek te krijgen en daar dan meerdere punten na elkaar te scoren. Daarom werd in elke hoek een “verboden zone” afgetekend waarin men max 2 punten na elkaar mocht maken zonder dat één van de beide aanspeelballen uit de zone kwam. Nog later werd, door veel training enerzijds en de verbetering van het materieel anderzijds, de “série américaine” geboren. Het vaderschap hiervan wordt nog steeds door verschillende personen betwist. De mogelijke kandidaten: de Amerikanen Sexton en Schaeffer, de Fransman Berger en de gebroeders Dion uit Canada. De kunst is de drie ballen bij elkaar te krijgen bij de band. Eenmaal deze positie verkregen kan een geoefend speler, door middel van kleine, fijne stootjes, een grote aantal punten bijeensprokkelen. In het begin spreken we over series van max. 100 punten, door de verbetering van het materiaal noteren we enkele jaren later series van boven de 1000 punten. Al in 1890 werd er een serie van 3000 punten opgeschreven.

Kaderspelen
Omdat het libre “te gemakkelijk” wordt en de schijnbaar moeiteloze series langs de band het publiek gauw gingen vervelen, doet het kaderspel zijn intrede. Rond 1880 presenteerde de Fransman Edmond Graveleuse een eerste kaderspel. Het speelvlak wordt hierbij onderverdeeld in vakken en binnen elk vlak mogen er maar een beperkt aantal caramboles gemaakt worden (1,2 of vroeger 3) zonder dat één van beide aanspeelballen het vlak verlaat. Dit eerste kaderspel was een 12 à 15 cm driestootskader. Dit werd later een 21 cm driestootskader. Reeds in 1902/03 zijn er wereldkampioenschappen kader 45/2 georganiseerd. Tegenwoordig heb je op matchtafel kader 47/2, 47/1 en 71/2, op de kleine tafel wordt kader 38/2 en 57/2 gespeeld. Bij kader 47/2 en 47/1 (en 38/2 op de kleine tafel) heeft men negen vlakken, waarbij, voor de lagere categorieën, de beperkingen niet gelden in het middenste vlak. Bij kader 71/2 ( en 57/2 op de kleine tafel) heeft men slechts 6 vlakken, hier gelden de beperkingen in elk vlak. De betere spelers verschuiven hun “serie americaine” naar de kaderlijnen toe. Daarom worden er, voor de hoogste categorieën, nog kleine kaders (ankers) toegevoegd waar de kaderlijnen aan de band komen. Deze vorm van kaderspel wordt dan ook ankerkader genoemd.

Bandstoten
Een andere manier om het biljartspel wat moeilijker te maken was het invoeren van de bandspelen. Hierbij is de carambole slechts geldig als de speelbal minstens één band raakt, alvorens hij de derde bal raakt. Deze manier van spelen komt terug in zwang rond 1933. Het zijn vooral Belgen die naam maken in het bandstoten, te beginnen met René Vingerhoed (periode 1951-1960), later overgenomen door Raymond Ceulemans (periode 1963-1970) waarna Ludo Dielis de fakkel overnam.

Driebanden
Het is vooral het driebanden dat gekend is bij het grote publiek, misschien wel omdat deze spelsoort het meeste “spektakel” biedt. In deze discipline moet men, alvorens de derde bal te raken, minstens drie banden geraakt hebben. In de beginjaren is, voor Amerika, Willie Hoppe de grote driebandspeler. Hier in Europa is dit de Fransman Lagache. Na de oorlog echter zijn het vooral twee Belgen die de fakkel dragen: eerst René Vingerhoed, daarna Raymond Ceulemans. Het driebanden is ook de discipline van het “prof”-circuit dat in 1985 gelanceerd is door het BWA.

Pentathlon
Vanaf 1933 wordt er ook pentathlon of vijfkamp gespeeld. Dit is eigenlijk geen aparte discipline maar een kampioenschap waarin alle disciplines voorkomen. Men speelt vrij, band, drieband, kader 45/2 en kader 71/2. Deze kampioenschappen kunnen zowel individueel als voor ploegen.

Klassieke Fantasie of Artistiek Biljart
Daarnaast bestaat er ook nog de Klassieke Fantasie of het Artistiek Biljarten. Dit is een zeer aparte vorm van biljarten waarbij men een aantal vastgestelde figuren moet trachten te maken. Dit zijn allemaal ingewikkelde stoten die veel stootbeheersing vragen en die ook aangepast materiaal vragen. In 1931 wordt er een eerste proefneming gedaan in de “Klassieke Fantasie” te Vichy met 12 opgelegde figuren. Een jaar later in Rijsel zijn er reeds 48 figuren waarmee 299 punten te verdienen zijn. Vanaf 1935 zijn er 64 figuren te spelen waarmee 416 punten te verdienen zijn. Na twintig jaar wordt het tijd om wat aanpassingen te doen, bepaalde figuren werden altijd foutloos gespeeld, voor andere figuren klopte de moeilijkheidscoëfficient niet meer. Vanaf nu zijn er 76 figuren te maken met een totaal van 500 punten. Ook noemt deze discipline vanaf nu officieel “Artistiek Biljart”.

 

Materiaal

De tafel
De tafel moet zuiver waterpas opgesteld zijn. Het blad bestaat uit platen van minimum 45 mm dikte, meestal uit leisteen. De gebruikte leiplaten komen vooral uit Zuid Europa (Spanje, Portugal en Italië).
Het speelvlak wordt begrensd door 36 à 37 mm hoge rubberbanden. Zowel de banden als het speelvlak zijn bedekt met een groen laken (Nu soms ook blauw). De banden zijn gevat in een houten kader. De officiële wedstrijdtafel meet 284,5 cm op 142,25 cm. In de clubs staan meestal ‘kleine’ tafel(s). Deze meten 230 cm op 115 cm.

De ballen
De eerste ballen waren nog van hout maar werden later vervangen door ivoren ballen. De ballen zijn tegenwoordig gemaakt uit kunststof (harscompositie). Er zijn 2 witte (waarvan 1 gemerkt met een teken) en 1 rode bal. Tegenwoordig wordt de gemerkte bal meestal vervangen door een gele bal. De ballen moeten dezelfde diameter hebben (61 à 61,5 mm) alsook hetzelfde gewicht (210 à 220 gr).

De keu
De keu waarmee men de ballen stoot, is een stok van ongeveer 140 cm welke naar boven toe smaller wordt. De top heeft meestal een diameter tussen 9 en 12 mm en is voorzien van een lederen pomerans. Het gewicht van de keu ligt tussen de 400 tot 550 gr. (bron: sppbiljart.be)